1834-1854: pauze en herbezinning

Een periode van twintig jaar waarin niet aan het Kanaal werd gewerkt. Een mislukt project dat op weg was een monument te worden van falend bestuur? Het stadsbestuur was zich natuurlijk bewust van het gevaar voor zijn imago en deed zijn best de havenkom een nuttige functie te geven door de aanleg van een korte verbindingsweg naar de (oude) Scheveningse Weg: het werd een moderne macadamweg van steenslag en teer. De Macadamweg kreeg al gauw een echte naam: Kanaalweg (vanaf 1961 omgedoopt naar P.S. Gerbrandyweg).

Een aantrekkelijke route om haring te verladen naar binnenschepen in de havenkom, o.a. een 'vischschuit' voor de markt in Rotterdam, die voorheen zijn ligplaats had aan het Zieken in de stad. Het vervoer vond plaats met hondenkarren die voorheen naar Den Haag reden over de Scheveningseweg. De Kanaalweg werd door de Scheveningers ook wel de 'Hondenweg' genoemd.

Hier, vanuit deze bescheiden havenkom in de onontgonnen Oostduinen, ontwikkelde zich de belangrijke positie van Scheveningen als leverancier van haring tot ver buiten Den Haag.

De verlenging van het Kanaal naar een grotere en dichter bij het strand gelegen binnenhaven kwam daardoor voorzichtig terug op de bestuurlijke agenda, maar zonder dat een helder voornemen tot hervatting van het Kanaalproject werd geformuleerd.

Een spontaan succesje van geheel andere aard tekende zich af rond de Witte Brug waar een groeikern van economische bedrijvigheid tot ontwikkeling kwam: het gehucht Wittebrug, met uitschieters als een korenmolen en een bierbrouwerij (de aanzet tot het fameuze Hotel Witte Brug). En, niet te vergeten, de (militaire) Zwemschool die in 1844 werd geopend. Over de resultaten van de zwemschool werd de gemeenteraad met enige regelmaat geďnformeerd waarmee de beeldvorming over het Kanaal in positieve zin werd beďnvloed.

meer/minder over de zwemschool

Aan het einde van de 'pauze' in het kanaalproject waagde het Gemeentebestuur het er op om zich voorzichtig te profileren met behoedzame aanzetten naar een nieuwe toekomst van het Kanaalproject. Uit het Jaarverslag over 1853 van Burgemeester en Wethouders aan de Gemeenteraad:

De verdere loop der zaak van het Scheveningsche Kanaal, waarvan wij in het Verslag van 1852 reeds spraken, is U allen bekend; mogt zij bij de Hoogere Autoriteiten eene gunstige stemming vinden, waartoe het belangrijk Rapport van de Commissie uit Uw midden voorzeker het zijne zal hebben gedaan, dan blijven wij de hoop koesteren, dat het aangevangen kanaal eens tot voltooijing komen, en van eene weinig nutte vaart, zoals zj nu is, tot eene belanrijke en weldoende stroom worden zal waaraan 's Gravenhage reinheid, gezondheid en welvaart danken mag.
Ten einde ook nu reeds in de bedoelingen van de Raad en in het belang der Gemeente werkzaam te zijn, hebben wij bij de Zwemschool eene afzanderij doen inrigten, welk hoe langzaam ook, de rigting volgt, eventueel aan het Kanaal te geven, en alzoo den weg bereidt voor het nuttig werk van de waterverbinding met Scheveningen en der waterverversing van 's Gravenhage.

Het weergegeven citaat gunt ons een blik in de zieleroerselen van B&W anno 1853. De daaraan voorafgaande inspanningen hebben geleid tot 'eene weinig nutte vaart' maar de lat wordt nu hoger gelegd: 'reinheid en gezondheid' worden o.a. genoemd. Hiermee wordt gedoeld op de (nog steeds) stinkende grachten en de uitbraak van cholera epidemieën die, volgens de toenmalige opvattingen, te maken hadden met de aanwezigheid van 'miasma': bedorven lucht met ziektekiemen. De miasma theorie was in 1853 weliswaar op zijn retour maar het was nog te vroeg voor de maatregelen die omstreeks 1875 de werkelijke oplossing zouden brengen: demping van grachten, gesloten riolering en schoon drinkwater. Voortschrijdend inzicht, waarbij kon worden voortgebouwd op ervaringen in Londen.

Ga door naar de eindetappe.

+ - + - +