Eeke Crabbendam

het gehucht 'Wittebrug'

Omstreeks het midden van de negentiende eeuw was het gebied rond het gehucht Wittebrug nog louter woest duingebied. De korenmolen 'De vier winden' en bierbrouwerij 'Het Anker' waren de enige bebouwing.

Oudste huizen

In 1858 werden de eerste vier huisjes in het buurtschap gebouwd door timmerman Johannes Philippus Berkhout, voor eigen rekening. Zij stonden aan de Badhuisweg, gescheiden van de brouwerij door een groot grasveld en een wagenslag.


1872, HGA-KP-079, collectie Haags Gemeentearchief

Op de kaart uit 1872 zijn zij goed zichtbaar. In het laatste huisje bevond zich het winkeltje van juffrouw Vos, aldus Van Noord, onze lokale 'geschiedschrijver'. Vader Vos was vrachtrijder en had daar een goed lopend bedrijfje met meerdere paarden, 'mooie uitstekend verzorgde lichtbruine Isabella's met lange witte staarten en manen' (Van Noord). Op de plaats van het vrachtrijderbedrijfje van Vos is na 1890 een stalhouderij gekomen, die, later in de functie van manege, pas ophield te bestaan rond 2006. De vier huisjes werden begin 1890 gesloopt voor de aanleg van de van Lennepweg. Het terrein van de huisjes was via Adriaan Pieter van Stolk, neef van Thomas van Stolk, grondlegger van het van Stolkpark, in handen gekomen van de Maatschappij tot Exploitatie van Terreinen en het Hotel de Wittebrug, die tot doelstelling had de terreinen rond Hotel Wittebrug te exploiteren.

Oudste nog bestaande bebouwing

In 1865 geeft de gemeente Wassenaar de omliggende grond uit in erfpacht (100 jaar). Een volgend rijtje van vijf huizen werd gebouwd langs de Badhuisweg (no. 235 t/m 243) in 1866, een gevelsteentje getuigt van deze datum. Dit maal ging het om tweelaags huizen. Dit rijtje, gescheiden door een wagenslag van de eerdere rij van vier, bestond uit vier huizen onder één dak en een enkel huisje, wat later aan de voorkant met een uitbouw met balkon werd uitgebreid. Dit rijtje is de oudste nog bestaande bebouwing van Wittebrug. In het eerste huisje was een cafeetje, De Kleine Witte Brug, met de heer van Mechel als eigenaar, de naam zou ook Van Veggel kunnen zijn geweest.


1967, HGA-F-0.07469, collectie Haags Gemeentearchief

Het cafeetje, later de benedenverdieping van twee huisjes bestrijkend en met een witte veranda, bleef onder dezelfde naam bestaan tot ca. 2001, toen het hele rijtje, na een zware strijd tegen de sloophamer, door Bond Heemschut en Stadsherstel totaal is gerenoveerd en vervolgens verkocht aan particulieren. De bovengenoemde uitbouw met balkon kreeg daarbij de vorm van een veranda met balkon. De alom bekende en gezichtbepalende witte veranda van het cafeetje keerde helaas niet terug. Overigens heeft de Stichting Behoud Waardevol Erfgoed in 1998 nog gestreden voor het behoud van het café en de originele inrichting van de huizen, haar verzoek is echter afgewezen. De vijf huizen vallen onder gemeentelijk beschermd stadsgezicht.

Binnenterrein

Rechts van dit tweede rijtje huizen bevindt zich een smalle steeg, een vroegere duinslag, een oud duinpad.


1940, HGA-F-0.07410, collectie Haags Gemeentearchief

De steeg geeft toegang tot wat in de loop van de geschiedenis een binnenterrein is geworden. Vroeger was dit echter open duingebied, waar de eigenaar van het cafeetje een rij huizen bouwde die haaks stond op zijn bedrijf. Later werd de rij verlengd met meer huisjes.

Sommige bronnen schrijven dat in het laatste huisje hiervan, bijna gelegen aan de latere Wagenaarweg, de lokale kapper en 'geschiedschrijver' Van Noord is geboren. Van Noord spreekt echter zelf niet van een rij huizen, maar van slechts één huisje, dat 'op een afstand van een paar honderd passen achter het rijtje huizen (aan de Badhuisweg) stond.' 'Het heeft gestaan aan de tegenwoordige Wagenaarweg.' Ook vermeldt hij dat 'het gebouwtje is gesloopt.' Waarschijnlijk bij de aanleg van de Wagenaarweg. Van Noord vermeldt ook dat 'in later jaren de gronden (aldaar) meer bebouwd werden.' De kleinzoon van Van Noord, Wim Duiveman, geboren en getogen op de Badhuisweg 183, spreekt deze bronnen tegen. Zijn opa heeft hem persoonlijk de plek aangewezen waar zijn geboortehuisje stond. Dat is ongeveer waar zich nu de achtertuinen van Van Lennepweg 24 en Wagenaarweg 18 bevinden. 'Aan de voet van de ( ….) hoge duinen', aldus Van Noord zelf. Volgens Duiveman lagen deze, aan het eind van de negentiende eeuw afgegraven, hoge duinen ongeveer op de plek waar nu Rudolf Steiner Zorg staat, Nieuwe Parklaan 58.

Deze bebouwing wordt " 't Rooie Dorp" genoemd in Haagsche Straatnamen Voorheen en Thans, Morren, Th., Den Haag, 1912. ' 't Rooie Dorp, buurtje achter de Witte Brug, tussen Badhuisweg, van Lennepweg en Wagenaarweg. Aldus genoemd naar de rode dakpannen. Oorspronkelijk stonden daar de keten van polderjongens maar nadat de grond in 1866 in erfpacht was uitgegeven en met kleine huisjes bebouwd, woonden er veel scharenslijpers. De bewoners van de omliggende huizen bij wie de buurt vroeger in geen beste reuk stond, spraken ook wel van de Rooie rokkenbuurt.' De naam 'Roode Dorp' wordt ook genoemd in Handelingen Gemeenteraad 1894. Het betreft een accoord van de Raad om woningen te bouwen op het terrein tussen het zgn. "Roode Dorp" en de Nieuwe Parklaan 'vermits bij de bouw het zgn. Roode Dorp door een rij sierlijke huizen aan het gezicht zal worden onttrokken.'

Dit "Roode Dorp", aanvankelijk met vrij duinzicht, werd dus, zoals boven beschreven, begin jaren 1890 ingesloten door de aanleg van de van Lennepweg en de Wagenaarweg met hun dure herenhuizen met diepe tuinen. Bij drie nog bestaande huisjes (Badhuisweg 211, 213, 215) rechts achter op het terrein is goed zichtbaar hoe dicht de schuttingen van de Wagenaarweg tegen hen aangebouwd zijn.


~1998, HGA-F-6.08773, collectie Haags Gemeentearchief

In plaats van vrij duinzicht was er opeens alleen nog sprake van schuttingzicht, wat impliceerde dat de bewoners hun leven verplaatsten van de voorkant van hun huis naar de achterkant om zodoende weer wat 'Lebensraum' te creëren. Deze drie huisjes danken hun bestaan aan de grote inspanning van hun bewoners/eigenaren en zijn inmiddels mooi gerestaureerd/gerenoveerd. Te zien aan een gevelsteentje, wat totaal versleten is op de cijfers 83 na, zouden zij dateren uit 1883. Echter het Kadaster geeft aan dat Daniël v.d. Vos, de eerder genoemde vrachtrijder, de grond in 1884 van de gemeente (sinds 24 april 1884 niet Wassenaar, maar Den Haag) heeft gekocht en daar in 1885 vier huisjes op heeft gebouwd. In 1902 zal Cornelis den Reijer, aardwerker, deze huisjes met erf kopen en in 1904 enkele wijzigingen aanbrengen. Een stal wordt bij een huisje getrokken, een schuur wordt verbouwd tot stal. In 1931 wordt de Naamloze Vennootschap tot voortzetting der zaken van E. den Reijer, p/a Openbaar Slachthuis ten Den Haag, opgericht. In 1965 expireert de erfpacht en vallen alle huisjes op het binnenterrein toe aan de gemeente Den Haag.

Door het 'ingebouwd' zijn tussen twee straten kreeg dit binnenterrein rond 1900 een soort hofjesachtig, intiem karakter. Maar ook werd het een rommelig geheel, omdat er, door de ingeslotenheid, veel gebouwd werd wat zich aan het openbare oog onttrok. Niet alleen huisjes, maar ook stallen, hokken en schuren. Om die reden vaardigde de gemeente daar al in 1903 een verbod uit tot het bijbouwen van stallen en bergruimten. Overigens is alle bebouwing op dit terrein, zorgvuldig in kaart gebracht voor het Kadaster, te zien op Kadasterkaarten uit o.a. 1904 en 1936.

Toch is het koetshuis van Villa Ninni, een prachtige Jugendstil villa uit 1905, gelegen aan Nieuwe Parklaan 55, er nog gebouwd. Eigenaar van Villa Ninni, directeur/eigenaar van de van Nellefabriek in Rotterdam, J.J. van der Leeuw, had in 1903 tussen twee duinslagen in aan de Badhuisweg een Jugendstil woon-winkelpand laten verrijzen. Het huisje van helmsnijder Mink moest daarvoor wijken. Toen hij geen toestemming van de gemeente kreeg om een koetshuis bij zijn woonhuis Villa Ninni te bouwen, besloot hij het in 1905 neer te zetten achter zijn woon-winkelpand, op het binnenterrein. De koetsen hadden via de door hem overkluisde duinslag toegang tot het terrein. Het koetshuis, ondanks zijn historische waarde helaas ca 2004 geheel afgebroken maar wel in de zelfde stijl weer opgebouwd, is nu een luxe villa. De bijbehorende paardenstal, ook van historische waarde, is blijven bestaan, maar als onderdeel van een wit gestucde villa onherkenbaar geworden. Het koetshuis, een vierkant pand, en de paardenstal, een langwerpig pand, zijn zichtbaar op de Kadasterkaart van 1936.

Na 1956 is een groot deel van het rijtje huizen links op het binnenterrein verdwenen. Wat overbleef waren wat garagebedrijfjes en bouwvallige huisjes.


1975, HGA-F-0.07497, collectie Haags Gemeentearchief

De laatst overgebleven huisjes van het rijtje, gelegen direct achter het café en tenslotte onbewoond, werden in ca. 2003 gesloopt, nadat de gemeente dit openbare terrein verkocht aan projectontwikkelaars voor de bouw van drie villa's. Omdat deze laatste huisjes zes-ruits ramen hebben in tegenstelling tot de vier-ruits ramen van de huisjes op de vorige foto, zijn deze mogelijk ouder.

Badhuisweg

Voorbij de rechter steeg bevindt zich op de Badhuisweg tot bijna aan de hoek van de Wagenaarweg nog een rij huizen d.d. ca. 1866, waarvan mogelijk een aantal oorspronkelijk eenlaags was. In de loop der tijd kwamen er beter gesitueerden wonen of werd er een bedrijf of winkel gevestigd. Resultaat is dat de huizen van één of twee verdiepingen voorzien werden. Overigens spreekt Wim Duiveman, van jongs af aan bekend met het buurtje, dit tegen. Naar zijn zeggen waren de vier huisjes, de huidige nummers 181 t/m 195, alle van oorsprong tweelaags en dubbel bewoond, te zien aan de enkele nog bestaande dubbele voordeuren. Wel zijn de gevels veel veranderd in de loop der tijd. Uitzonderingen vormen nummer 193, dat nog de originele deuren en ramen bezit, en het eenlaagse huisje nummer 197, waar geschiedschrijver

 

Van Noord is gaan wonen en werken nadat zijn geboortehuis is gesloopt. Zijn zoon heeft hier vanaf de jaren vijftig het kappersbedrijf van zijn vader voortgezet, waar veel 'captains of industry' uit het Klattepark zich lieten knippen. Tot een jaar of tien geleden was er nog een glazen binnendeur met het woord 'Salon' erop gegraveerd en waren er twee fietsgleuven voor de deur voor de kappersklanten.

Gevarieerde bebouwing

Geconcludeerd kan worden dat het vroegere gehuchtje Wittebrug nog steeds herkenbaar is in de gevarieerde bebouwing van Badhuisweg no. 181-243 en het er achter liggende binnenterrein. No. 179 niet meegerekend, wat als dienstwoning onderdeel was van de voorname villa op no. 177.

Pieter Westbroek, architect en later directeur van de Gemeentelijke Plantsoenendienst, heeft no. 179 nog tijdens de bouw overgenomen met het plan er zelf te gaan wonen. Dat is er niet van gekomen, omdat hij al spoedig zijn overleden vader H.Westbroek, opzichter bij Gemeentewerken, afdeling stadsbeplanting, opvolgde en benoemd werd tot eerste directeur Gemeente Plantsoenendienst. Hij ging toen wonen in de dienstwoning het "Zwitserse Huis" aan de Kwekerijweg.


gepubliceerd 21-08-2013
laatste update 15-10-2013

+ - + - +