Maandag, 13 mei 1940: de vierde oorlogsdag
Al vroeg in de ochtend, omstreeks half vier, zocht generaal Winkelman de Koningin op om haar op de hoogte te brengen van het slechte nieuws van de naderende Duitse tanks. Slechts onmiddellijke hulp zou nog kunnen baten. De Koningin zocht meteen telefonisch contact met de Engelse Koning en kreeg hem ook werkelijk aan de lijn. Hij gaf de boodschap door aan 'ieder die er mee te maken had'.
Vandaar ging Winkelman naar Bezuidenhout 30 waar hij sprak met minister Dijxhoorn die de thuis slapende Minister-President er bij liet halen. Dijxhoorn drong er op aan dat de Koningin onmiddellijk zou vertrekken maar Winkelman lag dwars; hij wilde doorvechten en wees er op dat het vertrek van de Koningin het einde van de verdediging zou betekenen. Zijn advies werd door het Kabinet, dat in vergadering bijeen kwam, niet gevolgd: het Kabinet volgde Dijxhoorn en wilde dat de Koningin onverwijld zou vertrekken. Dijxhoorn belastte zich met de missie deze wens aan de Koningin over te brengen maar zij legde de wens van het Kabinet als 'advies' naast zich neer. Toen omstreeks zeven uur generaal Winkelman naar Paleis Noordeinde belde dat het kabinetsstandpunt bij nader inzien door hem gedeeld werd gaf de Koningin zich gewonnen. Vanaf dat moment ging het snel: om tien uur vertrok de Koningin met haar gevolg vanaf Paleis Noordeinde naar Hoek van Holland en ging aan boord van de torpedobootjager Hereward. Inmiddels had de Koningin besloten dat Zeeuws-Vlaanderen haar reisdoel zou zijn; een lastige klus voor de Engelse kapitein met het oog op de onzekere positie van de mijnenvelden in de Westerschelde en de activiteit van de Luftwaffe in Zeeland. Niettemin ging de reis aanvankelijk richting Zeeland; voortgezet beraad aan boord van de Hereward resulteerde er in dat de Koningin accepteerde naar Engeland te gaan. Omstreeks vijf uur in de middag liep de Hereward de haven van Harwich binnen.
De ministers waren op de hoogte gebracht dat de Koningin naar Hoek van Holland was vertrokken maar meer wisten zij niet. Wellicht zou de tocht naar Zeeland gaan. Opnieuw bogen de ministers zich in verwarring en onenigheid over de vraag wat hen nu te doen stond. Allereerst lag de vraag op tafel of het tijd werd te capituleren. Minister Dijxhoorn was daarvan een voorstander; verder bloedvergieten had geen zin. Men was het er over eens dat er een moment kon of zou komen waarop voortzetting van de strijd geen zin meer had maar Dijxhoorn stond alleen in zijn visie dat dit moment nu aangebroken was. De discussie verplaatste zich naar de vraag of ook de ministers, na de Koningin, Den Haag zouden verlaten. De ministers geraakten over deze vraag in grote verwarring en onenigheid. Twee ministers (Steenberghe en Van Rhijn) weigerden te vertrekken, de andere ministers en de Minister-President besloten naar Engeland uit te wijken en vertrokken naar Hoek van Holland. Daar aangekomen besloten ze alsnog dat de verantwoordelijkheid voor de voortzetting van de strijd moest worden overgedragen aan generaal Winkelman, die de overgave zou mogen aanbieden als het bieden van verdere weerstand doelloos en nutteloos was.
De beide achterblijvende ministers, Steenberghe en van Rhijn hadden ondertussen verder gepraat en waren tot een soortgelijke conclusie gekomen. Verder besloten zij, daartoe nogmaals door de Geer aangespoord, dat ze zich bij het kabinet zouden voegen waardoor het kabinet als collectief het land zou verlaten. In een korte ceremonie en in aanwezigheid van de generaals Winkelman en van Voorst tot Voorst, alsmede de secretarissen-generaal werd het regeringsgezag overgedragen aan generaal Winkelman en werden de secretarissen-generaal verzocht de aanwijzingen van generaal Winkelman op te volgen.
Generaal Winkelman begon met het geven van een geheim te houden bevel voor alle ondercommandanten: 'Alle troepen moeten onvoorwaardelijk weerstand bieden en tot de laatste man stand houden.'
Op het eiland van Dordrecht was de Duitse overmacht door de komst van de tanks, ondersteund door acties in de lucht, verlammend. In de verwarring en paniek werd de commandant van de troepen in Dordrecht, overste Mussert (een broer van de NSB-leider), verdacht van verraad en neergeschoten. De verwachting dat gemotoriseerde Franse troepen in aantocht waren bestond nog steeds; de Duitse tanks werden aanvankelijk met gejuich tegemoet gerend in de overtuiging dat het om Fransen ging. Toen in Hoek van Holland tenslotte een bataljon van de Guards arriveerde weigerde de commandant naar Rotterdam te gaan; hij meende dat de Moerdijkbruggen in Franse handen waren en geen gevaar liepen. Winkelman's opdracht de Maasbruggen alsnog op te blazen kon niet worden uitgevoerd. De instructie dat tot elke prijs voorkomen moest worden dat de Duitsers over de Maasbruggen zouden oprukken werd nog eens herhaald: en, 'desnoods tot de laatste man stand houden'. Een Duitse eis tot overgave werd door de commandant van Rotterdam, kolonel Scharroo, afgewezen.
De situatie van de resterende Duitse parachutisten bij de Wassenaarse
Slag en bij Valkenburg (samen een kleine 1000 manschappen) bleef nagenoeg
ongewijzigd. Aan Nederlandse kant werden voorbereidingen getroffen voor een
aanval in de middag van 14 mei maar zo ver kwam het niet meer.
De
Grebbelinie werd geleidelijk door de Duitse troepen opgerold, ondanks taai
verzet en tegenaanvallen, ondersteund door de laatste beschikbare
Nederlandse vliegtuigen. Maar de Nederlandse troepen waren oververmoeid en
de munitie raakte op. De terugtocht, hier en daar een vlucht met
achterlating van wapens, naar het oostfront van de Vesting Holland was
onvermijdelijk geworden.
In het noorden, aan het begin van de Afsluitdijk, hield Kornwerderzand stand. De sterke stelling was bestand gebleken tegen forse luchtaanvallen en aanvallers die uit Friesland over de dijk naderden deinsden terug voor het geconcentreerde vuur vanuit de stelling. Een lichtpuntje in een overigens onheilspellende dag.
Wat was de balans van maandag, 13 mei?
Aan Nederlandse kant werd de situatie als kritiek beoordeeld. De verdediging van de Vesting Holland werd nu topprioriteit. Morgen zou het uur van de waarheid worden. De inundaties vorderden traag als gevolg van de lage waterstand. Tussen Den Haag en Rotterdam werd een pantserafweerfront gevormd: wegversperringen en pantserafweergeschut moesten Den Haag beschermen als Rotterdam viel. De Koningin en het kabinet vertrokken naar Londen en lieten het vaderland in verwarring achter. Op de valreep werd nog besloten het gezag over te dragen aan opperbevelhebber Winkelman.
Aan Duitse kant was men niet tevreden. De Nederlandse weerstand was nog steeds niet helemaal ingestort. De Grebbelinie moest morgen beslist worden genomen (dat de ontruiming al in gang was gezet was kennelijk niet opgevallen). Er heerste verder bezorgdheid over de parachutisten bij de Wassenaarse Slag, Valkenburg en Overschie die spoedig moesten worden ontzet. Hitler vond dat de strijd in Nederland te lang ging duren en schreef in een instructie '... politieke en militaire overwegingen eisen deze tegenstand in korte tijd te breken.' Daartoe mocht gebruik gemaakt worden van (lucht)strijdkrachten die in België streden opdat de Vesting Holland snel kon worden genomen. Het sein stond op groen om het verzet in Rotterdam te breken '... met alle middelen; desnoods moet met vernietiging van de stad gedreigd worden en moet deze uitgevoerd worden.'
+ - + - +