Dinsdag, 14 mei 1940: de vijfde en laatste oorlogsdag
Al aan het eind van de vorige dag hadden ondernemende luisteraars via de BBC vernomen dat Koningin Wilhelmina naar Engeland was uitgeweken. Dat kon niet anders betekenen dan dat de strijd opgegeven werd. Op deze dinsdagochtend werd het bericht algemeen bekend. Ook het Kabinet was naar Engeland vertrokken. Schrik, verwarring en verontwaardiging alom: we zijn verraden! Colijn, ambteloos burger sedert het aantreden van het kabinet de Geer, had uiteraard gevolgd wat er de laatste dagen gebeurd was en achtte zich geroepen de bevolking toe te spreken over het vertrek van de Koningin en het Kabinet. De zenders Huizen, Hilversum en Jaarsveld waren uitgevallen maar Scheveningen-Radio was nog in de lucht. Op het laatste moment stapte Colijn binnen bij Winkelman om toestemming te vragen maar deze weigerde.
In de vroege ochtend van 14 mei neigde generaal Winkelman er toe zich neer te leggen bij 'het onvermijdelijke' zoals hij zich uitliet tegen admiraal Furstner. Maar in de loop van de ochtend verbeterde de stemming. De terugtocht naar de vesting Holland was in goede orde verlopen; als de vijand nog even op afstand zou worden gehouden zouden de inundaties met succes kunnen worden voltooid. Omstreeks tien uur gaf de opperbevelhebber een proclamatie uit waarin de ernst van de situatie werd erkend maar anderzijds het devies 'doorvechten!' vastberaden overheerste.
Een half uur na de proclamatie van de opperbevelhebber kwam het bericht binnen dat in Rotterdam een Duits ultimatum was overhandigd, gericht aan de Nederlandse commandant kolonel Scharroo en burgemeester Oud. Hierin werd met de vernietiging van de stad gedreigd tenzij Rotterdam zich zou overgeven. Deze dreigende ontwikkeling was een rechtstreeks gevolg van het bevel van de Führer dat door deze in de nacht van 13/14 mei was uitgevaardigd. Als altijd in zulke situaties eiste Göring een aandeel in de overwinning op voor zijn Luftwaffe: een terreurbombardement, om te beginnen op Rotterdam, na een ultimatum. De bevelen om een ultimatum op te stellen en tegelijkertijd de laatste voorbereidingen te treffen voor een bombardement werden (bewust?) slecht gecoördineerd, al dan niet als gevolg van de lange bevelslijnen. Daarbij kwam dat overste Scharroo, commandant in Rotterdam, zich baserend op Winkelman's proclamatie van die ochtend, weliswaar het ultimatum in ontvangst nam maar meteen op tijdwinst ging spelen door te wijzen op onvolkomenheden in de tekst. Dit leidde tot een tweede ultimatum waarin de door Scharroo gesignaleerde onvolkomenheden waren gerepareerd. Dit tweede ultimatum liep af om vier uur in de middag. Maar al om half twee arriveerden 84 Heinkel bommenwerpers van Kampfgeschwader 54 en begon het bombardement.
Het verwoestende terreurbombardement op Rotterdam was grotendeels geconcentreerd op het hart van de stad met dicht bevolkte woonwijken; door de aanwakkerende oostenwind breidden de talloze branden zich snel uit. Te laat en slechts incidenteel was de bevolking aangeraden te vertrekken; ongeveer 800 burgers kwamen om. De consternatie was groot, ook bij de militaire autoriteiten die zich vertwijfeld afvroegen of ze het Duitse ultimatum voldoende serieus hadden genomen. Achteraf mag gesteld worden dat dit niet het geval is geweest.
De Duitse generaal Schmidt die meende de regie rond het dreigende bombardement in handen te hebben had tijdens de onderhandelingen ook gesproken van vernietigende bombardementen op Utrecht, Den Haag, Haarlem en Amsterdam als Rotterdam niet tijdig capituleerde; de mening dat het bombardement van Rotterdam een onderdeel was van een strategie om Nederland snel op de knieën te krijgen wordt hierdoor versterkt. Schriftelijke instructies hierover zijn niet bekend. Göring, hierover ondervraagd door het Internationale Militaire Tribunaal in Neurenberg sprak vooral over de precaire situatie van generaal von Sponeck, de commandant van de luchtlandingen bij Den Haag die met 500 man luchtlandingstroepen na enige omzwervingen bij Overschie zat ingesloten. Hij wilde nog voor de avond een beslissing forceren.
Ruim binnen de in het tweede ultimatum gestelde tijd accepteerde kolonel Scharroo de capitulatie van Rotterdam ten overstaan van de Duitse generaals Schmidt en Student en gaf opdracht de strijd te staken. Om kwart voor vier begonnen de Duitse troepen met hun opmars over de Maasbruggen en bereikten in het begin van de avond de groep Von Sponeck; Göring kon tevreden zijn.
Generaal Winkelman was uiteraard onder de indruk van het bombardement op Rotterdam; toen hem kort daarna het bericht bereikte van een soortgelijk ultimatum dat in Utrecht was ontvangen besloot hij na raadpleging van de belangrijkste commandanten, te capituleren. Aan het eind van de middag, tegen vijf uur, werd het besluit tot capitulatie geformuleerd. De Duitse ambassadeur, die met zijn staf was geïnterneerd in Hotel des Indes, werd geïnformeerd, evenals de voornaamste commandanten die opdracht kregen de strijd te staken, wapens en materieel te vernietigen en waar nodig contact te zoeken met de Duitse commandant in hun sector voor het regelen van bijzonderheden. Tegen zeven uur verscheen Winkelman voor de microfoon om over de radio het volk op de hoogte te stellen ('wij hebben den strijd gestaakt'), onmiddellijk voorafgegaan door een ANP bericht van die strekking en gevolgd door het Wilhelmus.
De mededeling van de opperbevelhebber sloeg in als een bom. Hij was (als enige) gerechtigd het besluit tot capitulatie te nemen maar hij had niet de bekendheid en het gezag opgebouwd waardoor het besluit voetstoots door iedereen kon worden geaccepteerd. Binnen de krijgsmacht was het vooral de marine die als gevolg van de afwezigheid van de Duitse marine nog geen grote rol had gespeeld. De marine, veelal gestationeerd in Indië en gewend aan mobiliteit had zich sedert het begin van de vijandelijkheden geleidelijk verplaatst naar Engeland. Deze verplaatsing werd in de middag en avond van 14 mei grotendeels afgerond; slechts enkele schepen werden vernietigd door ze tot zinken te brengen.
Het besluit tot capitulatie stond haaks op de ferme taal van de proclamatie eerder in de ochtend. Geen wonder dat de radiotoespraak van Winkelman door veel Nederlanders met ongeloof werd aangehoord. Het moest welhaast bedrog zijn wat deze onbekende stem beweerde. Winkelman had eerder bezworen dat er nooit zou worden gecapituleerd. 'We zijn verraden', schreeuwden rondfietsende soldaten in Den Haag, 'wij vechten door'. In de loop van de avond drong het besef echter door: 'het is afgelopen'.
Ook aan Duitse zijde wilde men wel aanvullende zekerheid en meer details. Winkelman's uitnodiging voor overleg in Den Haag over handhaving van orde en rust werd vervangen door een Duitse oproep aan Winkelman om de volgende ochtend om 08:20 bij de Maasbruggen in Rotterdam te verschijnen.
14 mei was voor veel Nederlanders, die op grond van ras of politieke gezindheid mochten vrezen dat de Duitse bezetting voor hen levensgevaar zou betekenen, de laatste kans om Nederland te ontvluchten. Velen waren niet in staat die kans te zoeken, nog meer slaagden er eenvoudig niet in. Vooral in en rond IJmuiden was het een drukte van belang. Geschat wordt dat 'vele duizenden' naar Engeland zijn ontkomen. Enkele honderden joden pleegden in mei 1940 zelfmoord.
In Londen kwamen de Nederlandse ministers 's avonds in verwarring bijeen om zich te beraden over de vraag of en hoe het besluit van de (daartoe door hen gemachtigde!) opperbevelhebber de instemming van de regering kon krijgen. De Jong schrijft dat de meeste ministers nooit eerder in Engeland waren geweest en voegt daar een krasse suggestie aan toe: 'menigeen hunner sprak zelfs geen woord Engels en kon ook geen woord in die vreemde taal verstaan'. In een toestand van desoriëntatie werd tot laat in de avond gekibbeld over teksten maar toen had de kordate perschef Pelt de essentie al aan de ongeduldig wachtende pers bekend gemaakt: 'de staat van oorlog tussen het koninkrijk der Nederlanden en Duitsland duurt voort'.
Wat was de balans van dinsdag, 14 mei?
Aan Nederlandse kant begon de dag met de bevestiging van het onthutsende bericht dat Koningin en kabinet naar Londen waren uitgeweken. Onthutsend: wat lag er in het verschiet voor het Nederlandse volk als de leiding van het land de benen had genomen? De vastberaden toon van Winkelman's proclamatie had niet de potentie om de krijgsmacht en de burgerij onvoorwaardelijk op deze lijn te krijgen. En in elk geval ontbrak daarvoor de tijd: na misverstanden rond een ultimatum begon om half twee een terreurbombardement op Rotterdam waarbij ca. 800 doden vielen. Twee uur later capituleerde het Rotterdamse garnizoen. Tegen de achtergrond van een Duitse dreiging om ook andere steden te gaan bombarderen besloot Winkelman aan het eind van de middag tot een algehele capitulatie.
Aan Duitse kant stond 14 mei in het teken van het Führerbefehl: vandaag moest de weerstand rond Rotterdam worden gebroken door met vernietiging van de stad te dreigen en die bedreiging eventueel ook uit te voeren. De eis tot overgave van Rotterdam was gisteren door de Nederlandse garnizoenscommandant weliswaar afgewezen maar vandaag moest Rotterdam vallen. Na een eerste ultimatum dwongen de Nederlanders een tweede ultimatum af maar ondertussen waren de bommenwerpers al onderweg en konden slechts gedeeltelijk worden bereikt met de mededeling dat het bombardement niet moest doorgaan. Het beoogde effect van het bombardement werd bereikt: Rotterdam gaf zich vrijwel direct gewonnen en enkele uren daarna was de Nederlandse capitulatie compleet.
+ - + - +